De verantwoordelijkheid van mijn nieuwe functie als physician assistant valt mij soms zwaar. Meer dan ik voor het afstuderen had ingeschat. Als men mij toen vroeg of ik het spannend vond om als afgestudeerde zelfstandig te gaan werken, dan antwoordde ik ontkennend. Na de diplomering kon ik tenslotte voor overleg blijven terugvallen op mijn collega’s.
Toch voelt het anders. Als (wijk)verpleegkundige was ik onderdeel van een team. Samen maakte we afspraken over de verpleegkundige zorg die we gingen leveren. De huisarts zette het beleid uit en de zorg sloot daarop aan. Nu ben ik zelf degene die dat beleid bepaalt. Dagelijks sta ik voor keuzes die verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Soms is dat lastig.

KeuzesAls een woonbegeleider mij belt over een bewoner, die ‘anders is dan anders’, dan ga ik het liefst even naar de bewoner toe om zelf een inschatting te maken. Maar als die bewoner op een andere locatie woont, dan moet ik bepalen of ik direct hem of haar wil zien of misschien later op de dag of kan het wachten tot mijn collega, de eigen arts weer terug is? Als ik besluit om wel naar de andere locatie te gaan valt mijn planning van andere werkzaamheden in duigen. Oftewel mijn geplande werk kan ik minder goed uitvoeren. Als ik de bewoner niet bezoek heeft dit mogelijk gevolgen voor zijn of haar gezondheid en zadel ik mijn collega op met extra werk. Anderzijds vind ik de acute vragen juist ook weer leuk en spannend. Je kunt echt iets betekenen voor een bewoner, het netwerk en de woonbegeleiders. 

Laatste faseZoals laatst: de casemanager belt over een mevrouw, die verward is en heel moe, maar met bewegingsdrang. Mevrouw is altijd heel beweeglijk geweest, maar is nu te moe om op haar benen te staan. “Ik denk dat ze in haar laatste fase is, dat ze binnenkort gaat overlijden”. We spreken af dat mevrouw medicatie mag om tot rust te komen. Diezelfde middag wil ik haar zien. De contactpersoon en de geestelijk verzorger worden gebeld en zullen die middag ook aanwezig zijn. Ondertussen kan ik even overleggen met mijn supervisor over het starten van palliatieve sedatie (medicatie in de stervensfase om rustig te kunnen overlijden). Een arts moet opdracht geven om deze behandeling te starten. Daarnaast maak ik snel de visite van mijn eigen afdeling af.

Laatste rondjeOp de locatie aangekomen zie ik een mevrouw, die niet goed raad weet met zichzelf. Haar hoofd wil wel door, maar haar lichaam laat haar in de steek. De medicatie wilde ze niet innemen. Ik onderzoek haar. Ze heeft last van obstipatie, is benauwd en heeft mogelijk een infectie in de longen. Van beiden lichamelijke problemen kun je heel onrustig worden, maar ook moe. Ik spreek uitgebreid met de contactpersoon over antibiotica en hypodermoclyse (vocht toedienen via een oppervlakkig naaldje in de huid). Hiermee zou ze iets op kunnen knappen. Maar ze is zo zwak dat de kans groot is dat het lijden hierdoor wordt verlengd. Samen besluiten we om geen levensverlengende handelingen meer te verrichten. Comfort is het belangrijkst. Ik geef de woonbegeleider opdracht voor een klysma en medicatie tegen pijn, benauwdheid en onrust. De familie loopt tevreden met mevrouw in de rolstoel naar buiten. Dit wordt haar laatste rondje. De woonbegeleider bedankt mij uitgebreid, is blij dat ik ben gekomen. Zij heeft nu weer de tools om het stervensproces zo comfortabel mogelijk te laten verlopen.

Een paar dagen later is mevrouw rustig overleden. Ik ben blij dat ik mij in januari nog niet druk heb gemaakt over die verantwoordelijkheid. Mijzelf kennende zou ik daar zeker slecht van hebben geslapen.

Geschreven door Hester Gerritsen, physician assistant