Half maart, het moeilijke en emotionele besluit om de deuren van het verpleeghuis te sluiten voor bezoek. Een stap waarbij gevoel en verstand haaks op elkaar staan. We doen wat we kunnen om het gemis van familieleden en dierbaren te verzachten. Kostbare momenten met bewoners wanneer zij genieten van contact op afstand met hun dierbaren, de stroom van lieve kaartjes voor bewoners en een hart onder de riem voor medewerkers. Die momenten maakten het verschil wanneer het even moeilijk was.

De gedachte dat dit virus in ons huis zou komen, hield me soms wakker. Kon me beangstigen, de schade die het aan zou kunnen richten bij deze kwetsbare doelgroep. 

"En toen kwam het moment dat het virus tóch in huis kwam."

De eerste besmetting, tien seconden stond alles even stil. En toen ging de knop om, actie. Schouders eronder, we gaan ervoor. Een enorme drive om koste wat het kost onze bewoners te beschermen en zo goed mogelijk voor hen te zorgen. Niet alleen de medewerkers in de directe zorg, maar iedereen. Werkelijk alle medewerkers voelden het en het saamhorigheidsgevoel was enorm. Alleen dat gevoel al gaf iedereen superkracht, leek het soms wel.

Beschermd werken. Bij binnenkomst direct desinfecteren. Mondkapje op, spatbril over mijn eigen bril, schort aan en dan de handschoenen. Nadenken bij werkelijk iedere handeling die ik uitvoer. Ingepakt zorg verlenen terwijl het effect van de beschermende middelen zichtbaar is op de gezichten van mijn bewoners. Onbegrip, onrust en gebrek aan herkenning. Geruststellen met alleen mijn blik, iemands hand vasthouden met handschoenen. Mantra’s in mijn hoofd om mezelf scherp te houden: “mijn gezicht is heilig gebied” en met gevouwen handen door de gang lopen. Pijnlijke oren en neus, droge mond door het benauwende mondkapje, dorst en toch nog maar even wachten met naar de wc gaan, want ik wil niets verspillen. Een acht uur durende strijd tussen gevoel en verstand omdat deze manier van werken indruist tegen alles waar ik voor sta in mijn werk. Geen keuze, dus verstand op nul en doorgaan.

De besmetting bleef helaas niet beperkt tot één huiskamer, al snel bleek één bewoonster van mijn eigen huiskamer besmet. Verpleeghuisbewoners leven met elkaar zoals gezinsleden met elkaar leven én zijn zich vaak niet meer bewust van hoest- en nieshygiëne, de kans dat er ook in ‘mijn’ huiskamer meerdere besmettingen zouden komen was daardoor bijzonder groot. Iedere dienst stond ik op scherp en bij het kleinste teken van eventuele besmetting werden er direct stappen ondernomen: bewoners gingen van ‘laag verdacht’ naar ‘hoog verdacht’, met isolatie tot gevolg totdat de testuitslag binnen was. Sommige bewoners ondervonden daar geen hinder van, anderen wel en bij hen was onbegrip, boosheid, woede en frustratie vanwege het niet-begrijpen. Opluchting wanneer de testuitslag negatief bleek, dat gaf weer nieuwe energie om door te gaan. Deze situatie herhaalde zich voortdurend en ik kreeg het gevoel in een mentale achtbaan te zitten.

Gedurende deze periode bestond mijn eigen wereld uit niets anders dan de Weegbree, een noodzakelijk bezoek aan de supermarkt en mijn eigen gezin. Op mijn vrije dagen was ik fysiek thuis, maar met mijn hoofd voortdurend op de Weegbree. In de piekweken gaf ik mijn kinderen wekenlang geen kus of knuffel voor het slapengaan. Mijn ouders zag ik bijna drie maanden niet omdat ook zij in de risicogroep vallen. Ik maakte me zorgen om mijn collega’s. Collega’s die ziek geworden zijn. Collega’s die iedere dag keihard werken om voor onze bewoners te zorgen en ondanks alle maatregelen moeten omgaan met de kennis zelf besmet te kunnen raken. Zorgen om mijn naaste collega in het prille stadium van haar zwangerschap.

Naast Corona ging de ‘normale gang van zaken’ ook gewoon door. Eén van mijn bewoners werd onverwacht erg ziek en overleed binnen korte tijd. Samen met een collega ging ik naar zijn uitvaart. Het voelde zo vreemd, ongepast om de familie normaal te kunnen condoleren. Niet even een hand op iemands schouder kunnen leggen maar op gepaste afstand te blijven.

Een nieuwe opname, niet zoals een nieuwe opname normaal gesproken gaat. Een opname zonder familie, omdat de deuren nog gesloten waren. De familie op hun gemak stellen, ondersteunen en elkaar leren kennen. Een gezicht hebben bij degene aan wie zij de zorg voor hun dierbare overlaten. Drie dagen intensief bezig met deze nieuwe bewoner om alles zo goed mogelijk te doen. Hoe hard ik ook mijn best deed en wetende dat het echt niet anders kon, voelde ik me tekortschieten omdat dit moeilijke moment in het leven van mijn bewoner en zijn naasten niet kon verlopen zoals het hoorde. Opname in een verpleeghuis is onder normale omstandigheden al moeilijk genoeg. Op de vierde dag overleed hij plotseling in zijn slaap. Allemaal dingen die gebeuren in de normale gang van zaken. Die ik normaal gesproken vrij goed kan handelen voor mezelf, een plekje kan geven.

"Maar dit wás niet de normale gang van zaken en het raakte me meer dan me lief was."

 Ondertussen was er in de media flink wat kritiek op de verpleeghuizen, wat ik in eerste instantie vrij gemakkelijk van me af kon laten glijden. De onvrede vanuit families, hoe ontzettend begrijpelijk ook omdat zij hun naasten misten en dit voor hen een moeilijke, beangstigende periode was, vind ik lastiger. De beslissingen die gemaakt werden waren opgelegde beslissingen, waarvoor niemand vrijwillig koos. Bewoners niet, familie niet maar ook wij als medewerkers, organisatie, niet. Uitspraken vol lof over de inzet van zorgmedewerkers maar tegelijkertijd felle kritiek op de organisatie is voor mij als zorgmedewerker onbegrijpelijk. Dat voelt voor mij als een regelrechte persoonlijke aanval na maanden van keihard werken en nu nog steeds, maanden van spanning en angst, continue alertheid en verdriet voor bewoners en familieleden. Maanden die op mij mentaal een behoorlijke impact hebben, veel meer dan ik in de gaten had. Ondanks het feit dat wij het er als verpleeghuis ongenadig goed vanaf hebben gebracht, de besmettingen hebben kunnen beperken tot een klein aantal en er niemand aan Corona is overleden. De lovende woorden voor de zorgmedewerkers zijn voor mij holle woorden, want wij, de zorgmedewerkers, zijn niet alleen zorgmedewerkers, wij zíjn ZZG.

Geschreven door Inge van Westenbrugge, verzorgende IG bij de Weegbree in Wijchen en columnist bij het Tijdschrift voor Verzorgenden.