Meneer loopt verloren over de gang, “Kunt u mij helpen, ik ben mijn vrouw en dochter kwijt!” Meneer is die ochtend in het woonzorgcentrum komen wonen. Ik wilde juist met hem kennis maken, maar word weggeroepen. Ik vraag de woonbegeleider om meneer op te vangen en besluit later die dag terug te komen.

Als ik de afdeling weer oploop, zitten de negen bewoners net aan tafel voor het avondeten. Ik maak opnieuw kennis met meneer. Hij heft het glas, “Proost iedereen!” Hij lijkt nu veel meer ontspannen dan vanmiddag. Wat een geluk dat hij zijn tafelgenoot herkent van voetbalclub Quick. Hij vertelt enthousiast over zijn liefde voor de club en hoe mooi Nijmegen is. Vervolgens begint hij uit volle borst ‘Al mot ik krupe’ (Nijmeegs lijflied) te zingen. De andere tafelgenoten sluiten enthousiast aan en zo zingen we met zijn allen. 

Er kan veel gelachen worden

Het verpleeghuis heeft een slechte naam. In de volksmond is het ‘het eindstation’, als je ‘erin komt, kom je er niet meer uit’. Letterlijk gezien klopt het. Men komt er wonen in de laatste levensfase. Maar dit betekent niet dat het een trieste bedoening is. Er kan veel gelachen worden. Er ontstaan vaak mooie gesprekken.

Op diezelfde dag loop ik na de visite de huiskamer in. Er zitten vijf dames aan tafel. Ik groet ze en vraag waar de heren zijn. “Heren?” vraagt een mevrouw, “daar heb je toch niets aan!” Waarop ik reageer: “Dat klinkt wel heel feministisch?!" Vervolgens vertelt mevrouw hoe zij in de loop van haar leven meer liefde begon te voelen voor vrouwen dan voor mannen. Het is fijn dat we daar nu open over kunnen praten, maar dat was vroeger wel anders. Er ontstaat een mooi groepsgesprek.

Ook voor zorgmedewerkers staat het verpleeghuis niet altijd in een positief daglicht. Ik weet nog goed dat mijn eerste stage in het (toenmalig) bejaardenhuis en vervolgens in het verpleeghuis niet de stages waren waar ik het meest naar uitkeek. Het verpleeghuis had een saai imago. In de loop van mijn werkzame leven kreeg ik steeds meer interesse in chronisch zieken en ouderen. Ik kan mij nog regelmatig verbazen over de mooie gesprekken die ontstaan met mensen met dementie. Dat zijn hele waardevolle momenten. 

Euthanasie

Zo ga ik in gesprek met een meneer met gevorderde dementie. Hij woont sinds een aantal jaren bij ons in het woonzorgcentrum. In het dossier zit een euthanasieverklaring. Deze is jaren geleden opgesteld. 

Ik bespreek met meneer of hij nog achter de inhoud staat. Meneer geeft aan: "Ik wil nu nog niet dood, maar als ik niet meer weet welke dag het is, dan hoeft het van mij niet meer.” Van binnen grinnik ik, ik betwijfel of hij weet welke dag het is. Hij vult aan: "Als ik mijn kinderen niet meer herken en met alles moet worden geholpen, dan maak er maar een eind aan!” Nu kan hij nog puzzelen, geniet hij van het bezoek van zijn kinderen en van het uitzicht. Kwaliteit van leven verandert ook met de omstandigheden. 

Met een tevreden glimlach loop ik na dit gesprek terug naar mijn kantoor. Ik app naar huis of iemand een flesje wijn koud kan leggen. Het weekend kan beginnen. 

Lees meer blogs van Hester